Werken in drie graden

Essentieel kenmerk van de werkwijze van de vrijmetselarij is het symbolische stelsel van de drie graden van leerling, gezel en meester, naar analogie van de graden in de middeleeuwse bouwgilden. Ieder logelid doorloopt dit gradenstelsel, dat de symbolische groei van persoonlijk inzicht en geestelijke verdieping weergeeft. Bij toetreding vindt aanneming plaats in de symbolische graad van leerling-vrijmetselaar. Na ongeveer een jaar volgt de bevordering tot gezel, een jaar daarna de verheffing tot meester. Naast het drie-gradenstelsel bestaat nog een aantal maçonnieke werkwijzen, de zogenaamde ‘vervolgpaden’.

   
Leerling   Gezel   Meester

Werken in een broederschap

In artikel 1 van de grondwet van de Orde van Vrijmetselaren wordt gesteld dat de vrijmetselaar samen met andere vrijmetselaren werkt aan zijn persoonlijke vorming, met behulp van symbolen en ritualen. “Deze symbolen en ritualen zijn door de traditie gegeven; zij worden door de vrijmetselaar naar eigen inzicht geïnterpreteerd,” aldus deze beginselverklaring.

De gezamenlijke arbeid stimuleert hem ook naar vermogen bij te dragen aan een betere samenleving. De vrijmetselaar zoekt op wat mensen verbindt en tracht weg te nemen wat hen verdeelt, opdat het ideaal van een allen verbindende broederschap gestalte kan krijgen. Daarbij aanvaardt hij een persoonlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de wereld, die hij ziet als een te voltooien bouwwerk waarvan ieder mens een levende bouwsteen is. Hij verricht die arbeid in het licht van een hoog beginsel, symbolisch aangeduid als Opperbouwmeester van het heelal. De vrijmetselaar erkent de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de gelijkwaardigheid van alle mensen, ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid en ieders verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten.”

Werken in de samenleving

In de loge doet ieder op eigen wijze inspiratie op. Uitdrukkelijk wordt de leden voorgehouden die inspiratie tot uiting te brengen in het eigen bestaan in ‘het Westen’: de maatschappij buiten de logemuren. De vrijmetselaar krijgt daartoe twee belangrijke aansporingen mee van de voorzitter van de loge: “Op u komt het aan!” en “Doet u als vrijmetselaar kennen in het Westen”.

Loges zijn geen serviceclubs: de Nederlandse vrijmetselaar wordt geacht individueel uitvoering te geven aan deze opdrachten. In loges zijn mannen verenigd van zeer uiteenlopende religieuze en politieke overtuiging. Het wordt aan henzelf overgelaten op welke wijze zij een bijdrage leveren aan het bouwwerk van de samenleving. Anders dan in Angelsaksische landen, wordt in Nederland vrijwel nooit ruchtbaarheid gegeven aan de steun die de vrijmetselarij collectief aan goede doelen en charitatieve projecten geeft.

Dit artikel is overgenomen van de website van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.